Հոլանդերեն

այլ

Ծագում

De scheiding tussen de continentale en de kustvarianten van het West-Germaans liep vóór de 5e eeuw dwars door wat nu Nederland en Noordwest-Duitsland heet. De kusttaal (in de wetenschappelijk literatuur Ingvaeoons genoemd) verspreidde zich aan de hand van Ingveoonse klankverschuivingen in afnemende mate in zuidoostelijke richting. De Friese en Saksische dialecten hebben op het vaste land het meest onder invloed ervan gestaan. In mindere mate heeft ook het West-Vlaams en het Hollands Ingveoonse kenmerken, dialecten die aan de basis hebben gestaan van het Standaardnederlands. Mogelijk komen de Ingveoonse kenmerken van het Hollands van een Fries substraat.

In Engeland werd het Angelsaksisch na de Normandische invasie (1066) sterk geromaniseerd. Alleen in het Fries bleef de kusttaal op het continent bewaard. Door de opeenvolgende Hoogduitse klankverschuivingen ontwikkelde zich tussen de 4e en de 9e eeuw in het continentale West-Germaans een verwijdering tussen het zogenaamde Nederfrankisch en Nedersaksisch aan de ene zijde en het Middelduits en Opperduits aan de andere zijde. Het Nederfrankisch zou uiteindelijk de basis worden van wat nu Nederlands is, terwijl het Duits vooral leunt op het Opperduits.[1] De taalscheiding verdiepte zich niet alleen maar schoof ook geografisch naar het noorden op.

Pas in de 16e eeuw begonnen de vele regionale talen in de gebieden waar nu Nederlands wordt gesproken aan hun ontwikkeling tot één standaardtaal. Tot dan kende elke regio zijn eigen geschreven vorm(en) en daarin weken die in het zuidoosten (Limburg) en noordoosten (van Groningen tot de Achterhoek) het meest af. Zij waren verwant aan de talen van het Hanzegebied en Munsterland resp. het Nederrijngebied en zouden later nauwelijks deelnemen aan de vorming van een algemene Nederlandse standaardtaal. Het economisch en bestuurlijk zwaartepunt in Vlaanderen en Brabant, met bijna de helft van de inwoners van de Nederlanden, weerspiegelde zich ook in de dominantie van de geschreven varianten uit die gewesten. De Hollands-Utrechtse variant was daarnaast een goede tweede. Deze schrijftalen waren academisch omdat ze vooral op de kanselarijen van vorsten, kloosters en steden en nauwelijks door de ongeletterde bevolking werden gebruikt.

Թարգմանիչ
Վերստուգող




Պատահական


այլ